Hoofdvragen & Uitvoering

Wat gebeurde er in het spergebied, toen dit ‘helemaal verlaten’ was? Deze vraag vormt de basis van het onderzoek voor Graven in de vuurlinie. Het antwoord schuilt in de verhalen van de ooggetuigen die desondanks aanwezig waren. Hierna leest u wat zij daar deden en meemaakten.

Een tweede, dieper liggende vraag gaat over het menselijk handelen. Wanneer alle zekerheden van een normaal functionerende maatschappij wegvallen, hoe hou je je dan staande? Individueel als dwangarbeider, als inwoner of als bestuurder, maar ook als lid van een groep die probeert te redden wat er te redden valt. Een beschouwing op de sociaaleconomische en maatschappelijke aspecten van deze regionale geschiedenis volgt aan het eind van het onderzoek.

Wie – De betrokkenen

Graven in de vuurlinie focust op Nederlandse dwangarbeiders die in 1944/1945 in het frontgebied langs de Rijn in Gelderland aan een Duitse verdedigingslinie werken. Deze mannen worden opgeroepen in het kader van de Arbeitseinsatz (arbeidsinzet). Duizenden komen uit de regio zelf. Duizenden anderen worden tijdens razzia’s opgepakt in onder meer Rotterdam, Hilversum, Bussum, Naarden, Zeist, Utrecht, Groningen, Den Haag en Apeldoorn.

Daarnaast komen de ervaringen van plaatselijke inwoners en bestuurders aan bod. Bijdragen van Duitse betrokkenen ontbreken nog. De dwangarbeiders krijgen te maken met bouwlieden van de Organisation Todt, militaire bouwkundigen van de Wehrmacht en met bewakers van divers allooi.

Wat – De verdedigingslinie

Het traject van de verdedigingslinie (de Panther-Stellung) volgt de Rijn door Gelderland vanaf de Duitse grens tot aan de Grebbeberg. Bij Rhenen buigt de linie naar het IJsselmeer toe af. Het noordwaartse deel langs de Grebbelinie valt buiten het onderzoeksgebied.

De linie bestaat uit een netwerk van onderling verbonden loopgraven, schuttersputten, bunkertjes, mijnenvelden en dergelijke. Het geheel wordt vrijwel zonder machines gebouwd als een van de verlengstukken van de Duitse Westwall. Deze Westwall (door de geallieerden Siegriedlinie genoemd) loopt in West-Duitsland van de Zwitserse grens naar Kleef.

Zijdelings komt nog een ander aspect aan de orde. Voor de bezettingsmacht is het spergebied nadrukkelijk ook een economisch wingebied.

Waar – Duits spergebied, deels frontgebied


Het Duitse frontgebied beslaat een strook van circa veertig kilometer breed en twintig kilometer diep langs de Rijn in Gelderland. De begrenzing loopt ruwweg als volgt. In het noorden: de spoorlijn Veenendaal-De Klomp – Arnhem – Doetinchem. In het oosten: de Duitse grens bij Spijk (NL) en Emmerich (D). In het zuiden: de Rijn. Bij Arnhem werken dwangarbeiders ook aan de zuidzijde van de rivier. In het westen: Rhenen en de Grebbeberg.

Het spergebied van Rheden tot Spijk bij de Duitse grens langs de Rijn

Voor het gemak wordt de rivier de Rijn genoemd. Feitelijk zijn de benamingen vanaf de Duitse grens stroomafwaarts: het Bijlands Kanaal, het Pannerdens Kanaal en ter hoogte van Westervoort: de Nederrijn.

Het grootste deel van het spergebied wordt tussen eind september en eind oktober ontruimd. Na het vertrek van de bevolking blijft een klein aantal mensen achter. Zij moeten verplicht hand-en-spandiensten verlenen aan de Duitsers. Het gebied ligt voortdurend onder geallieerd vuur vanuit Nijmegen en de Betuwe. In de Liemers blijft het oostelijke deel van het spergebied tot enkele maanden voor de bevrijding bewoond. Hier ervaart de bevolking dagelijks hoe de leefomstandigheden in de vuurlinie zijn.

De Duitsers brengen dwangarbeiders uit andere delen van Nederland onder in kampen. Vaak zijn dat leegstaande scholen, fabriekshallen, feestzalen en dergelijke. In de Liemers verblijven de mannen onder meer in Groessen, Duiven, Zevenaar, Tolkamer en Pannerden. Arnhem telt minimaal negentien kampen. Verder westwaarts verblijven mannen langs de zuidelijke Veluwezoom in Oosterbeek, Wolfheze, Doorwerth, Ede, Bennekom, Wageningen en Rhenen.

Wanneer – Een periode met een lange nasleep

Het graafwerk voor de linie begint op 6 september 1944 bij Westervoort en gaat tot de bevrijding door. De dag waarop een gebied wordt bevrijd, hangt samen met de geallieerde opmars in april 1945 vanuit het oosten. Daarom kunnen dwangarbeiders in de Liemers eerder stoppen dan de mannen langs de zuidelijke Veluwezoom. De geëvacueerde bevolking moet om diverse redenen geduld hebben voordat zij naar huis kan terugkeren. Mijnenvelden horen bij de verdedigingslinie en het gebied ligt bezaaid met explosief materiaal.

Dit onderzoek volgt de gebeurtenissen tot september 1945. De nasleep voor de betrokken dwangarbeiders, bevolking en bestuurders loopt echter veel langer door.

Waarom – Motivatie voor dit onderzoek

Op de pagina over de auteur & GRIDVL leest u de achterliggende reden voor dit onderzoek.

Welke wijze – Uitvoering onderzoek

Karin van Veen verricht sinds juli 2020 onderzoek voor Graven in de vuurlinie. Dit omvat archief-, literatuur-, internet- en veldonderzoek.

Het bronmateriaal in archieven bestaat uit dagboeken, aantekeningen, brieven en veelal ongepubliceerde verhalen van ooggetuigen. De meeste waarde wordt gehecht aan teksten die tijdens of kort na de gebeurtenissen in 1944/1945 zijn geschreven.
Verder gaat het om dossiers van de Vereniging Ex-Dwangarbeiders Nederland, de NSDAP, gemeenten, bestuurders en journalisten. Ook bevatten pamfletten en kranten relevante informatie. Beeldmateriaal, zoals (militaire) plattegronden, oude foto’s en tekeningen vullen dit goed aan.

Wat literatuur betreft, zijn tientallen boeken geraadpleegd. Kort na de oorlog publiceerden schrijvers uit de regio al veel anekdotisch materiaal. Het lijkt erop dat elke volgende generatie om de 25 jaar in de geschiedenis duikt en nieuwe inzichten publiceert. Tot de literatuur behoren eveneens studies over de regionale oorlogsgeschiedenis, de evacuatieperiode, de arbeidsinzet, de razzia’s en de wederopbouw.

Op internet wordt gezocht naar achtergrondinformatie en verhalen van ex-dwangarbeiders. Graven in de vuurlinie verwerkt de ervaringen van mannen die in het onderzoeksgebied hebben gewerkt tot een samenhangend geheel.

Het veldonderzoek, ten slotte, bestaat uit wandeldroppings. Op basis van oude militaire kaarten verkent de auteur tijdens wandelingen de omgeving van de linie. Zo krijgt zij een goed beeld van het voormalige spergebied.

In een opzicht komt dit onderzoek (te) laat: de meeste dwangarbeiders zijn inmiddels overleden. De jongsten in 1944/1945 zijn anno 2023 ongeveer 95 jaar oud. Toch wordt gepoogd om in contact te komen met mannen die hun verhaal willen delen. (Zie Contactpagina.)

Samengevat, is Graven in de vuurlinie een sociaaleconomisch historisch onderzoek, met speciale aandacht voor de kleine verhalen van gewone mensen in een grote wereldoorlog.

(Afbeeldingen. Bron uitsnede plattegrond: Gelders Archief 0509 – 985, North West Europe Sheet No. 2A & 3A: Walcheren-Amsterdam, compiled by John Bartholomew & Son Ltd ; revised and lithographed by O.S., published by the War Office, 1943, Geographical section, General Staff No. 4042. Gebaseerd op Nederlands en Duitse Topografische kaarten en de Autokaart van Nederland 1:200.000 en 1:300.000. Vervaardigd ten behoeve van Army/Air. Op achterzijde: Lt Bellidor. Bron foto houten bord met waarschuwing, collectie Airborne Museum Hartenstein, object nr 03D016, Creative Commons CC-BY-SA.)