Woensdag 15 november 1944. ’s Middags ‘… om 4 uur door Arnhem heen naar een school. Alleen buitenkant van Arnhem nog bewoond. Binnen Arnhem veel kapot geschoten of gebombardeerd of leeggeroofd! Doodmoe neergevallen op een stoel aan een tafeltje, nog wat weggedommeld. Toen het lichter werd de rommel opgeruimd. Alles is wel opgeknapt nu en wachten we op stroo. Leider voor de kamer gekozen. We liggen in de gymnastiekzaal met 67 man. We mogen niet alleen de stad in, worden anders doodgeschoten. Om 11 uur kwam er water.’
Zo begint het leven van een dwangarbeider in een Arnhems kamp of ‘Lager’. Aan het woord is de heer Boekensteijn uit Rotterdam. Hij is vijf dagen eerder opgepakt tijdens de grote razzia in zijn stad en moet gaan spitten voor de verdedigingslinie. Overal in de regio worden dwangarbeiders uit andere delen van Nederland ondergebracht in kampen. Meestal zijn dit leegstaande scholen, fabrieken, ziekenhuizen en feestzalen.
Zie voor meer informatie dit overzicht van de verblijfskampen.
De mannen
Wie waren de dwangarbeiders, die langs de Rijn aan de Panther-Stellung werkten? Wat was hun achtergrond? Tientallen mannen legden hun ervaringen vast in brieven of dagboeken. Zij kwamen uit het gebied zelf, of uit steden als Rotterdam, Utrecht, Bussum, Zeist en Apeldoorn.
Heel bijzonder is dat vier Rotterdammers uitvoerige interviews hebben gegeven. Daar zijn zeldzame video-opnamen van bewaard gebleven. Deze voormalige dwangarbeiders bieden ons een uniek beeld van hun tijd als spitters in het spergebied.
(Bron citaat: GA 1557 – 1094, Dagboek over de periode 11 november 1944 – 15 februari 1945, W.G. Boekensteijn, Rotterdam.)